< Terug naar nieuwsberichten

Wat je in kantoren ziet, is desastreus

Medisch nieuws, 11 september 2015

Interview Erik Scherder

Wat je in kantoren ziet, is desastreus
We zitten te veel en bewegen te weinig, volgens neuropsycholoog Erik Scherder. Fysieke inactiviteit is namelijk funest voor onze mentale capaciteiten. ‘Je komt ’s middags nooit tot een goed idee als je de hele dag gezeten hebt.’
Beweeg! Zo houd je je hersenen gezond.’ Dat is de strijdkreet van hoogleraar klinische neuropsychologie Erik Scherder. Zijn carrière begon in een klein ziekenhuis waar hij als fysiotherapeut werkte. De patiënten met problemen aan het zenuwstelsel wekten daar zijn interesse voor het brein. Scherder besloot verder te studeren in de avonduren en werd uiteindelijk hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Bij zijn studenten waren zijn lessen al erg geliefd.
De laatste jaren hebben zijn bevlogen colleges ook hun weg gevonden buiten de universiteit. Hij is onder andere een graag geziene gast bij De Wereld Draait Door, waar hij vol passie vertelt over zijn vakgebied.
Met zijn witte baard past Scherder perfect bij het stereotiepe beeld van een klassieke professor. Maar de manier waarop hij zijn boodschap uitdraagt, is allerminst bedaagd. Hij zit vol energie en beweging. Met grapjes, anekdotes en de vraag of iedereen het nog wel begrijpt, roept hij zijn luisteraars steeds weer bij de les. Daardoor vergeet je hem en wat hij te zeggen heeft niet snel.
Gezien zijn achtergrond is het niet verwonderlijk dat Scherder zich richt op fysieke beweging en de hersenen. Hij is overtuigd van een sterk verband tussen die twee en maakt zich zorgen om de gezondheid van onze hersenen, nu de meesten van ons een zittend bestaan leiden. Maar hoe sterk zijn de aanwijzingen dat je met beweging de achteruitgang van het brein kunt tegenhouden? En welke onderzoeken laten er geen twijfel over bestaan dat we uit onze stoel moeten komen?
Hoe krijgt u het zelf voor elkaar om genoeg te bewegen?
‘Ik fiets twee keer per dag een half uur tussen huis en werk. En als ik langs de ziekenhuizen of verpleeghuizen ga, fiets ik twee tot drie uur per dag. Weer of geen weer uiteraard. In mijn fietstas heb ik een enorm regending dat helemaal tot mijn enkels gaat. Het is niet om aan te zien maar dat geeft niet. Ik doe gewoon de capuchon op en dan herkent niemand me meer.
‘Verder hebben mijn collega en ik een hometrainer op het werk staan. Als we vergaderen, dan fietsen we tegen elkaar. De laatste inzichten zijn namelijk dat het onvoldoende is om een of twee keer per dag te bewegen. Want voor de rest van de dag zit je dan toch uren achter elkaar stil. Ik probeer dus tussendoor ook te bewegen. Vergaderen doe ik vaak lopend of op de hometrainer. Mijn werkdag van tien uur moet ik opsplitsen door 25 minuten achter elkaar te bewegen.’
Is dat uw eigen ervaring of zijn die inzichten wetenschappelijk onderbouwd?
‘Dat komt uit de literatuur. Als je je dag zou starten met een uur activiteit, dan heb je de bewegingsnorm al lang gehaald. Maar als je daarna acht tot tien uur stilzit, dan zakt je metabolisme in. Dat wil zeggen: je insulinehuishouding. Zo ver moet je het niet laten komen. Na twee of drie uur zitten ben je al helemaal fout bezig. Dan moet je er alweer voor zorgen dat die stofwisseling op gang komt. Als je het echt heel gezond wilt doen, is de maximale zittijd vier tot vijf uur per dag. En dan moet je het echt afwisselen. Wat je in een gemiddeld kantoor ziet, is desastreus. Hoe kan je bovendien verwachten dat je ’s middags nog tot een goed idee komt als je de hele dag gezeten hebt? Die frontale lob, die zakt als het ware gewoon tot op je wenkbrauwen tegen het einde van de dag. Je hebt nergens meer zin in. Dat is toch logisch?’
Is dat wel voor iedereen weggelegd? Sommige mensen worden al moe als ze eraan denken dat ze tien minuten naar hun werk moeten fietsen.
‘Uit een recente studie komt naar voren dat mensen die overdag inactief zijn, ’s avonds moe zijn. Doordat je heel de dag zit, worden de hersenfuncties steeds minder. Die hersenfuncties heb je nodig om initiatief te nemen. Als je na een dag lang zitten thuiskomt, moet je er niet aan denken om nog naar de sportschool te gaan. Dan moet je prefrontale cortex gaan spreken die zegt: ‘We gaan!’. Moet je eens kijken hoe je daarna thuis komt. Je voelt je herboren, je voelt je weer top. Wauw, dat had je niet gedacht van tevoren. Om een uur of zeven was je uitgeblust en om negen uur ben je weer topfit.’
Hoe ontstond uw interesse voor de combinatie tussen hersenen en beweging?
‘Het begon in de Valeriuskliniek in Amsterdam, waar ik werkte als fysiotherapeut. Die kliniek was toen deels een psychiatrisch en deels een neurologisch ziekenhuis. Het ging daar altijd over neurologische patiënten. Wanneer er iets mis is met het centraal zenuwstelsel heeft dat grote impact. Zoiets is altijd ernstig. In dat kleine ziekenhuis mocht je toen overal gewoon bij zijn, ook bij autopsie en de ingewikkeldste onderzoeken. Dat deed ik graag en daar ontstond mijn fascinatie. Over de onderzoekers en behandelaars dacht ik: ‘Wauw, wat kunnen die mensen allemaal veel!’ Tegelijk was er de vraag welk letsel er uiteindelijk overblijft bij patiënten. Dat maakte diepe indruk op me. Als iemand halfzijdig verlamd is en toch weer door moet, dat is niet niets! Die mensen vragen zich af of ze nog dezelfde vader voor hun kinderen zijn en of ze nog terug kunnen naar hun werk. Dat is allemaal nog maar de vraag. Bovendien kunnen mensen ook qua persoonlijkheid en gedrag erg veranderen. Ik vond dit allemaal erg interessant.
‘Toen zich de kans voordeed om ’s avonds een doctoraalstudie te volgen, ben ik dat gaan doen. Ik werkte gewoon overdag. Het is me allemaal niet aan komen waaien. Ik ben iemand die beperkt talentvol is en er dus heel veel uren in moet stoppen om de volgende stap te kunnen maken. Maar ik ga altijd met mijn hele hart achter de zaak aan.’
U gebruikt vaak termen als ‘goed doorfietsen’ en ‘flink doorlopen’. Heeft dat niet voor iedereen een andere betekenis?
‘Het doel is dat de hartslag omhoog gaat. Je moet merken dat je je inspant. Bij de een is dat eerder dan bij de ander. Je kunt niet van iemand van tachtig jaar verwachten dat die dezelfde inspanning levert als iemand die jong is. Maar als een ouder iemand een beetje doorloopt, gaat ook daar de hartslag omhoog. Het hart doet het beter en er is een betere doorbloeding van het brein. Dat is wat je nodig hebt.’
Wat gebeurt er dan in het brein als je beweegt?
‘Daar zijn zeker drie dingen over te zeggen. Om te beginnen reageren de verbindingen in het zenuwstelsel goed op doorbloeding van het brein. Dat is mooi. Ten tweede is bewegen een manier om je omgeving te verrijken. In een verrijkte omgeving zie je de neurotrofines actief worden. Neurotrofines zijn de voedingsstoffen van de neurotransmitters, zoals adrenaline.
‘Verder zie je veel activiteit in de motorische circuits in de hersenen, die over beweging gaan. Maar die gebieden hebben overlap met de cognitieve circuits. Als je beweegt is er dus ook cognitieve activiteit.’
Maar door te sporten kun je ook rustig in je hoofd worden of kom je juist op goede ideeën. Heeft dat daar ook wat mee te maken?
‘Jazeker! Je kunt dat op twee manieren uitleggen. Doordat je gaat bewegen, neemt de arousal een beetje toe. Het kan zijn dat je daarmee activiteit krijgt in de gebieden waar ook je ideeën uit voortkomen. Een andere manier waarop dit werkt, is dat je tijdens het sporten even niet bezig bent met je dagtaak. Juist als je cognitief niet belast wordt, komt er activiteit in het defaultnetwerk. Dat netwerk is heel belangrijk bij het genereren van nieuwe ideeën, plannen en dat soort zaken. Mensen zeggen vaak dat ze op goede ideeën komen als ze op de fiets zitten. Dat verbaast mij niets. En ’s nachts zou je inderdaad een kladblokje naast je bed moeten hebben, want ook ’s nachts is dit netwerk erg actief.’
 
Waarom vindt u het zo belangrijk dat er aandacht is voor het brein bij jongeren?
‘Aan de voorkant van het brein zit de frontale kwab. Die ontwikkelt zich nog tot het 25e of 30e levensjaar. Dit gedeelte van de hersenen is echt als laatste klaar. Daarbij is het belangrijk dat je opgroeit in een verrijkte omgeving. Daarmee bedoel ik dat je op een school zit die uitdagend voor je is. Dat kan ook het vmbo zijn, als het kind er maar door uitgedaagd wordt. Sporten is ook een superverrijking omdat je beweegt en heel veel prikkels uit je lichaam ontvangt. Met al die dingen doe je iets heel goeds voor de complexiteit van de hersenen. Je bouwt cognitieve reserve op. Daardoor ben je beter tegen ziektes beschermd als je ouder wordt. Je kunt dan meer aan en je blijft langer functioneren. De ziekte is er misschien al en je verliest wat neuronen, maar omdat je die reserve hebt, blijf je nog een hele tijd veel kunnen voordat dat uiteindelijk minder wordt.
‘Iemand die de kantjes ervan afloopt, bouwt die reserve niet op. Mensen die nooit ergens zin in hebben en liever hebben dat een collega een klusje doet, daar gaat het om. Ze kunnen het wel, maar ze hebben er gewoon geen zin in. Die mensen werken onder hun niveau. Door de dag heen moet je dingen doen die je een beetje uitdagen. Van tevoren had je er misschien geen zin in, maar uiteindelijk heb je het toch gedaan. Als je iets doet wat moeite kost, is dat heel mooi!’
Maar juist op het eerste deel van je leven heb je weinig invloed. Wie heeft de verantwoordelijkheid dat je opgroeit in een verrijkte omgeving?
‘Die ligt bij de ouders. Puberkinderen hangen op de bank omdat ze door hun nog ontwikkelende frontale kwab minder initiatieven tonen en niet gemotiveerd zijn. Dat hoort erbij. Juist dan is de omgeving essentieel. De ouders zijn gedurende die jaren een beetje de frontale kwab van hun kinderen. Zij moeten zorgen voor de initiatieven van het kind. Ze moeten zeggen: ‘Ik ben gemotiveerd, ik ga voetballen. Ga met me mee! Of tennissen, tennis mee.’ Dat is leuk. Maar ouders die op de iPad zitten en het ook wel best vinden dat hun kinderen op de iPad hangen, laten die prikkel totaal liggen. Apps, de iPad, games en sociale media als Facebook hebben een enorm negatief effect op de fysieke activiteit van onze kinderen.’
Is dat wetenschappelijk bewezen?
‘Ja, dat is goed aangetoond. Epidemiologisch wordt er gekeken naar de uren dat iemand achter een scherm zit. Mobieltjes tellen ook mee. Dat is de screentime. De screentime blijkt echt omgekeerd evenredig aan de lichamelijke activiteit van onze jeugd. Hoe meer screentime, hoe inactiever die kinderen zijn. Je kunt ook iets positiefs zeggen over internet en sociale media, bijvoorbeeld dat je allerlei informatiebronnen tot je beschikking hebt. Maar het punt is dat kinderen niet bewegen in de tijd dat ze met een scherm bezig zijn.’
Hoe meer je beweegt, hoe gezonder je hersenen?
‘Je pakt vooral winst als je eerst inactief bent en dan weer gaat bewegen. Maar als je een heel actief leven hebt en je doet er dan nog een schepje bovenop, dan krijg je er nauwelijks iets voor terug. Het systeem is dan al actief, je doet het al top! Die laatste paar procent die je nog kunt verbeteren, ga je niet eens meer halen. Maar de grote bevolkingsgroepen die wereldwijd zijn gaan zitten, dat is een probleem.
‘In 2012 maakte het toptijdschrift The Lancet melding van ‘een pandemie van lichamelijke inactiviteit’. Een pandemie is een ziekte die grote groepen treft. En zo ernstig is het ook. Bij de lagere school bij ons in de buurt zie je ouders hun kinderen alleen met de auto naar school brengen. En op de buitenschoolse opvang spelen ze ook niet buiten. Ideaal is een combinatie van lichamelijke activiteit en intellectuele inspanning. Want bewegen is niet de enige manier om je cognitie op niveau te houden. Denk eens aan Stephen Hawking. Hij beweegt helaas al jaren niet meer door zijn spierziekte ALS. Maar hij doet cognitieve training. Dat kan ook met muziek.’
Wat kan muziek dan voor je hersenen betekenen?
‘Hoe meer je doet, hoe complexer de netwerken zijn ingesteld. Als iemand piano speelt, zie je gigantische activiteit in de hersengebieden die gaan over handmotoriek. Door het lezen van notenschrift is er een grote visuele activiteit en natuurlijk is er auditieve activiteit. Bovendien raak je als het goed is geëmotioneerd door de muziek. Je vindt het fijn. Maar ook alleen luisteren naar muziek kan veel doen. Bij muziek waar je tranen van in je ogen krijgt, zie je dat in de insula. Dit hersengebied is beroemd om de diepste gevoelens. Dat kan ook gaan om pijn of verdriet dat door merg en been gaat. Als je geraakt wordt door muziek zie je ook activiteit in de insula.
‘Ik ben anderhalf jaar geleden begonnen met vioolspelen, een oude wens van mij. Dat doe ik alleen, omdat niemand het wil horen! Toch is het geweldig leuk. Ik doe het uit liefde en omdat het ook een goede oefening is. Door mijn kennis over het brein begrijp ik waar mijn hersenen mee bezig zijn als ik oefen. Maar de insula is nog niet actief geworden. Dat komt doordat het niet klinkt!’
Dus mensen die naar festivals en feestjes gaan om te dansen op muziek zijn eigenlijk hartstikke goed bezig?
‘Met die mensen is het wel in orde! Als de jeugd beweegt en ze hebben muziek en het is een en al vrolijkheid, dat is fantastisch! Los van de drank dan. Een beetje drinken is niet erg, maar te veel wel. Denk aan de thalamus, die is heel gevoelig voor alcohol. Prachtige structuur in het midden van het brein. Die ontwikkelt zich nog tot je dertigste. Zonde hoor, als je dan de boel loopt te verzuipen.’
U heeft mensen die stil zitten weleens vergeleken met rokers. Moeten we het echt zo ernstig zien?
‘Ja, dat komt uit die Lancet-paper vandaan. Daarin staat dat wereldwijd het aantal doden door roken 1,5 miljoen is. Het aantal doden door ziekten die gerelateerd zijn aan te weinig beweging zoals diabetes type 2, hart- en vaatziekten en een hoge bloeddruk is 5,3 miljoen. Dat zitten het nieuwe roken is, dat komt daar dus vandaan.’
Kan het niet zo zijn dat mensen die zich van nature niet uitdagen en weinig zin hebben om dingen te doen, gewoon van zichzelf ook minder goede hersenfuncties hebben?
‘Dat is niet gemakkelijk uit te sluiten. Er zijn heel leuke studies gedaan bij mensen van tachtig. Daarin zijn atleten vergeleken met mensen die nooit aan sport deden. Daaruit bleek dat de atleten het cognitief het beste deden. Maar je moet je afvragen of de breinen van die mensen überhaupt in aanleg al niet heel anders waren. Misschien hadden ze daarom zin om aan atletiek te doen en waren ze ook gewoon slimmer. Dat weet je niet. Je kunt er geen causaliteit aan verbinden en dat is dus ook een beetje het manke van die epidemiologische studies. Ze laten niets zien over oorzakelijkheid.
'Er zijn wel causaliteitsstudies gedaan met ouderen die lui zijn. Die mensen konden wel bewegen, maar ze zaten gewoon heel de dag niets te doen. Men is met hen gaan lopen. Zes maanden lang elke dag drie kwartier. Toen hebben ze gekeken wat er gebeurde in het brein. Die ouderen hadden superveel winst gepakt! Als je vanuit de inactiviteit komt, dan gaat het hard de goede kant op. Dit is in 1999 al onderzocht en later vonden wij ook dat het zo werkt. Iedereen die dit onderzoekt, vindt deze resultaten.’
Moeten we nog wel zoveel gaan trekken aan oudere mensen?
‘We moeten helemaal van het idee af dat ouderen niets meer hoeven te doen omdat ze mogen genieten van hun oude dag. Het is namelijk maar de vraag of dat kwaliteit van leven is. Als je mij in een verpleeghuis op een stoel zet, geef ik je op een briefje dat ik over drie maanden ook niet meer opsta. Je hele systeem zakt in, je eetlust gaat naar beneden, als je minder eet heb je een mindere fysieke conditie. Alles gaat dan hard naar beneden. Ik zeg dat niet om somber te zijn, maar dat is gewoon hoe het gaat.’
Er is nogal weinig geld om ouderen actief te houden. Wat moeten we met dat probleem?
‘De financiële prikkel die nu aan verpleegtehuizen wordt gegeven, vind ik echt enorm pervers. Stel dat ik nu in een verpleegtehuis kom met beginnende dementie, maar fysiek nog wel actief ben. Dan kost het de organisatie geld om mij actief te houden. Er moet namelijk een fysiotherapeut of een activiteitenbegeleider komen die ervoor zorgt dat ik mijn beweging krijg. Maar het meeste geld ontstaat juist wanneer ik in bed kom te liggen. Ik heb dan meer zorg nodig en dus krijgt de organisatie meer betaald. Hoe eerder ik in bed lig, hoe meer geld dat oplevert. Ik zeg niet dat de organisatie mij expres in bed stopt, maar er is ook geen enkel initiatief nodig om mij uit dat bed te houden. Dat is toch om te huilen? Je had het moeten omdraaien: je had moeten zeggen: ‘Je krijgt de poen als Erik binnenkomt, en als hij in bed komt te liggen is het uw probleem. Houd hem dus uit bed!’ Of het nou de zorgverzekeraars of het ministerie waren die dit bedachten, daar heb ik geen goed inzicht in. Maar het moet vooral veranderen vind ik. In dit geval had ik graag met de beleidsmakers om tafel willen zitten.’
Bent u bang om zelf hersenfuncties te verliezen of dement te raken?
‘Ik denk er weleens aan, maar ik heb altijd de stelling gehad: ik doe het maximale. Als het me dan alsnog overkomt, kan ik in ieder geval niet denken dat ik iets heb laten liggen. Dat is een heel prettige gedachte. Het kost uiteraard wel wat moeite, maar dat heb ik over voor mijn eigen gezondheid. Er zijn natuurlijk ook erfelijke factoren en een aantal andere dingen waar je helemaal geen grip op hebt. Voor een deel blijft het dus een kansspel. Maar daarom wil ik me juist graag inzetten voor het deel waar ik wel invloed op heb. Het is me allemaal te kostbaar om dat niet te doen.’ 
Welk deel van de hersenen doet wat?
Frontale kwab
Voorkant van de hersenen. Onder andere belangrijk bij aansturen van beweging, impulscontrole, organiseren en sociaal gedrag.
Prefrontale cortex
Helemaal voorin de hersenen. Onderdeel van frontale kwab.
Neurotransmitters
Stoffen die in de hersenen signalen overbrengen tussen zenuwcellen.
Defaultnetwerk
Netwerk van verschillende gebieden in de hersenen. Vooral actief wanneer je in rust bent.
Insula
Ligt dieper in de hersenen. Lijkt betrokken bij pijn, basale emoties en verslaving.
Thalamus
Midden in de hersenen. Bepaalt of informatie belangrijk is en naar welke hersengebieden signalen als pijn of kleur gestuurd moeten worden.
Erik Scherder
Geboren 1 december 1951 te Amsterdam

1980-1987 Fysiotherapeut Valeriuskliniek
1995 Promotie neuropsychologie, VU
2002 Bijzonder hoogleraar, VU
2004 Hoogleraar bewegingswetenschappen, Groningen
2007 Docent van het jaar
2014 Boek Laat je hersenen niet zitten
2015 Drie colleges tijdens DWDD University over het brein
Tekst: Jim Jansen en Loes Maassen Beeld: Bob Bronshoff
 

< Terug naar nieuwsberichten